
Voordat Arnon Grunberg (1971) op 2 mei 1994 debuteerde met Blauwe maandagen had hij al op verschillende manieren getracht een spoor te trekken door de Nederlandse letteren. Hij schreef verhalen voor onder meer de VPRO-radio, toneelteksten voor Theatergroep Carroussel en Toneelgroep Amsterdam, brieven aan jongedames die hij aanbad en een serie korte prozagedichten.
Voor een deel liet hij deze teksten verschijnen bij zijn eigen uitgeverij Kasimir die al snel failliet ging. In 2017 liet zijn uitgever Vic van de Reijt een ruime selectie van deze vroege teksten verschijnen onder de titel De dagen van Leopold Mangelmann – Een keuze uit de archieven van Arnon Grunberg. Wie het oeuvre van Grunberg in chronologische volgorde wil lezen, moet hier dus beginnen.
“Alle wegen leiden naar het kamp”
De vraag is wel of dit verstandig is. Niet voor niets begint het oeuvre van Grunberg bij Blauwe maandagen. Alles wat hij daarvoor schreef, leest als een voorstudie voordat hij zijn uiteindelijke vorm vond. We treffen in Mangelmann dan ook veel herhalingen van dezelfde scènes en situaties aan die we ook in zijn debuutroman al lazen: gesprekken met zijn ouders, te dure maaltijden en drankgelagen in de Oesterbar en andere Amsterdamse cafés en restaurants, en pogingen onder woorden te brengen hoe hij tegen het leven aankijkt in gesprekken met aanbeden geliefden. De thema’s zijn herkenbaar: zijn jeugdtrauma’s veroorzaakt door de oorlogservaringen van zijn Joodse ouders (“Alle wegen leiden naar het kamp. Waar je ook heen gaat. Overal kom je in het kamp. Ik was er even uit, maar je loopt er zo weer in.", p. 103), zijn angst en weerzin om te leven, een ‘mens’ te zijn (“Ik wil gewoon een wereld die net zo kapot is als deze en waar mensen elkaar ontmoeten in cafés en waar ze allemaal wéten dat ze kapot zijn. Want als ze dat eenmaal weten worden ze vanzelf veel menselijker.”, p. 147) en de drank en seks, bij voorkeur betaalde seks, die nodig zijn de dagen door te komen.
Traumaverwerkend proza
Grunberg schetst een portret van zichzelf als mens op het diepste punt van het aardse bestaan, diep in de modder van de troosteloosheid, de wanhoop, het grote, zinloze niets. De liefde biedt tijdelijk enige verlichting, verzet in ieder geval de zinnen, net als de drank, die verdooft, net als de liefde, maar de redding is de taal: “Voor mij is het woord niet in de eerste plaats een middel om iets te vertellen, maar om aan iets te ontsnappen. Taal ís een vlucht. Als je ondanks alles spreekt in taal, ben je bezig aan een ontsnappingspoging uit een plek waar geen ontsnapping mogelijk is,” zegt hij in Brief aan M, een van de Brieven aan (en over) vriendinnen die voor mij het hoogtepunt zijn uit de archieven van de jonge Grunberg. In veel passages in deze brieven overstijgt hij het particuliere waar hij in zijn andere vroege werk, inclusief Blauwe maandagen, naar mijn smaak te veel blijft hangen. In de brieven zet hij de stap van traumaverwerkend, therapeutisch proza naar de kunst. En daar gaat het voor mij om in de literatuur: met de taal als instrument, en met behulp van je verbeelding en intelligentie, je een weg banen van het persoonlijke naar het terrein van de kunst, waar we in geconcentreerde vorm een glimp mogen opvangen van iets van een diepere waarheid.
“Ik geloof dat het morgen iets beter wordt, iets beter dan vandaag”
In de Brieven lukt Grunberg dat regelmatig. Bijvoorbeeld in de passage uit Stilte s.v.p. Justine leest mij die begint met: “Ik geloof dat het morgen iets wordt…” In drieënhalve pagina beschrijft hij het onuitroeibare geloof van mensen dat wat we doen zin heeft, afgesloten door het geloof “dat het morgen iets beter wordt, iets beter dan vandaag.” In deze ontroerende passage, die leest als een toneelmonoloog, stijgt Grunberg op tot de wereld van de kunst. Om daarna weer af te dalen naar de banaliteit van de trauma’s van zijn persoonlijk leven. Ik lees liever het eerste dan het laatste. En wacht op het moment dat Grunberg zijn verbeeldingskracht en intelligentie in gaat zetten voor het maken van echte kunst. Op naar Figuranten, zijn tweede gepubliceerde werk! (Richard Stuivenberg)
(Wil je reageren? Stuur je reactie dan naar post@uitgeverijhens.nl, dan plaatsen we deze hieronder.)